Ik zag ze, beter gezegd, hóórde ze de bocht omkomen vanuit de Waterstraat de Boliestraat in. Een nieuwe moeder, duwend achter een kinderwagen met naast haar of haar oude moeder dan wel schoonmoeder. Ze liepen achter zo’n moderne kinderwagen: anderhalve meter hoog, vier goedkope zwenkwielen eronder en bovenop het onderstel een halve fruitschaal geschroefd waarin een baby bezig was zijn longen te ontwikkelen.

Ik kende haar. Niet goed, dat niet, maar ze woonde bij ons in de buurt en had ook een hond zodat ik ze tijdens het honden-uitknijpuurtje met een goede morgen-middag-avond regelmatig passeerde. Ze moet toen zwanger zijn geweest maar dat was mij niet opgevallen. Volgens mijn echtgenote vallen mij zulke dingen nooit op. Dat klopt.

‘Hoi’, zei ik. Ze herkende me.
‘Hoi’, zei ze. De schoonmoeder knikte slechts en stak haar hoofd als een struisvogel in de fruitschaal om via het uiten van wat opvoedkundige grondbeginselen de baby stil te krijgen. Het hielp niet. De moeder stond er wat onrustig bij en haar rode gezicht sprak boekdelen. Ze voelde zich ongetwijfeld opgelaten en ze wist waarschijnlijk niet goed wat ze moest doen.

Ik plaatste nu mijn handen op mijn rug. Dat had ik overgehouden aan de militaire dienst. Als de commandant riep “op de plaats rust”, dan stopte de oorlog en kwam alles tot rust.

‘Wat een lief kind’, zei ik terwijl ik mij met beide handen op de rug in alle rust in de bak boog. ‘Meisje ?’, gokte ik. De baby begon nu nog harder te krijsen. ‘Sorry, ik wist niet dat je boos werd’, lachte ik.

‘Het is een jongetje’, zei de schoonmoeder. ‘Ik denk dat hij honger heeft, Wil’, klonk haar diagnose.
‘Hoe heet hij ?’, vroeg ik nu aan de moeder. ‘Joep’, antwoordde de schoonmoeder.
‘Hallo Joep’, zei ik tegen hem, ‘heb jij het niet zo naar de zin, knulletje ?’. Ik denk dat hij mijn hoofd wel prettig vond want hij stopte pardoes met blèren.
‘Joepie, Joepie, Joepie’, riep nu schoonmama in de fruitschaal. Het geblèr begon weer. Ik kuchte een keer en richtte mij op.

‘Hoe oud is Joep ?’, informeerde ik.
‘Vijf weken, twee dagen en eh.. vijf uur hè Wil ?’, antwoordde de schoonmama.
Wil knikte slechts.

‘Als je even wacht Wil, dan vraag ik hier op de hoek of ze in de keuken een flesje kunnen opwarmen. Joep heeft honger hè’, zei ze. Weer geblèr. Wil gaf geen antwoord. De schoonmoeder liep met grote passen het terras op. Joep werd nu stil en terwijl ik naar hem keek leek het net of hij iets van een lachje toverde.

‘Hij lacht’, riep ik enthousiast. Het bevroren gezicht van de moeder ontdooide en ik zag een warme liefdevolle gloed in de fruitschaal neerdalen.
‘Lief mannetje hè’, zei ze zacht terwijl ze hem onder zijn kinnetje kriebelde. Hij lachte opnieuw.
‘Heeft u de hond nog ?’, vroeg ze met hernieuwde energie.
‘Ja hoor, die doet het nog steeds’. Vanuit de bak kwam nu weer een lachje.
‘Wat een lief kind’, zei ik. Ze knikte.
‘Nou, fijne dag nog’, besloot ik.
‘Dag Joep’. Joep lachte opnieuw.

Toen ik drie meter verder was kwam schoonmama aangerend. Drie seconden later lag Joep weer heerlijk te krijsen.

Ik mijmerde na over de schuldvraag.

Bart

Copyright Brompot januari 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better