‘U voelt zich echt niet goed hè’, informeerde een vriendelijk ogend gezicht wat boven mij hing. Ik was net daarvoor uit de ambulance getrokken en lag op mijn rug te wachten op zaken die mij de komende tijd ongetwijfeld zouden gaan overkomen en waar ik weinig tot geen invloed op zou kunnen uitoefenen. Een irritant gevoel.

‘Nee’, antwoordde ik somber.
‘Maar wij gaan u erdoor helpen’, zei het gezicht. Ze toverde een professioneel trekje waar ik wat vertrouwen uit probeerde te peuren.

‘U mag nu op het bed komen liggen. Voorzichtig hoor. Schuift u maar, ja zo, nog een beetje…’. Ik had het gevoel dat ik er zo aan de andere kant weer af zou sodemieteren om vervolgens met een dreun op de vloer te belanden. Inclusief hersenletsel.
Ik lag.

Ik zag meerdere gezichten langsflitsen en er werd nu ook enthousiast geprutst aan mijn zieke lijf. Terwijl de één bezig was met een infuusnaald, de ander allerlei hoogspanningskabels over mijn borst uitrolde was een derde bezig met het ontmantelen van mijn borsttappijt.

Ik kreeg een band om mijn arm en voordat ik het goed en wel in de gaten had, werd de fabriek opgestart. Er spoot bloed in een buis, de band om mijn arm werd strakgepompt, de kabels werden onder stroom gezet en op een beeldscherm verschenen allerlei grafische weergaves. Vier gezichten keken geboeid naar de film die werd afgedraaid.

Ik lag daar ondertussen als de voormalige eigenaar van het lichaam wat nu blijkbaar als onteigende prooi aan de wetenschap werd gevoerd.

‘Gaat het nog een beetje ?’, vroeg één van de verpleegsters.
‘Fijn dat u het vraagt’, antwoordde ik licht cynisch.
‘Geen pijn ?’.
‘Neu, maar is er al iets zichtbaar ?’.
‘Ja, u heeft een flinke dreun gehad’, zei ze.

‘En valt er iets aan te doen ?’.
‘Uiteraard meneer, daar zijn we voor hier. Maar dat gaat wel even duren. Komende dagen rollen we een paar extra onderzoeken uit…’.

‘Komende dagen rollen we een paar extra onderzoeken uit’. Het galmde me in de kop.
‘Dus ik mag niet naar huis ?’. Ze lachte en richtte zich weer op de ellende op het beeldscherm.

‘Laat het nou maar los’, zei mijn echtgenote.
Tja, loslaten, er viel weinig meer los te laten. Mijn hele ziel en zaligheid had ik al in de ambulance afgegeven. Anders mocht ik niet eens mee…

Even later trok de “witte-jassen-colone” zich terug van het beeldscherm en schoten om beurten allerlei persoonlijke vragen op mij af. En dan met name rond mijn leefstijl en geestelijke welstand.

‘Rookt u, drinkt u, eet u vet, eet u veel, wat is uw gewicht, welke datum is het, hoe laat is het, bent u duizelig, voelt u zich benauwd, voelt u zich vermoeid, heeft u pijn en zo ja geef eens een cijfer tussen de één en tien…’.

Even daarna drukte de colone-leider op de totaalknop en kwam met de voorlopige uitslag.

‘We nemen u op, meneer. Het gaat lichamelijk niet zo goed met u en daar gaan we iets aan doen. Heeft u nog vragen ?’.
Ik schudde mijn hoofd. Ik had even weinig meer te zeggen. Geen grote mond, geen humor, geen lach… even helemaal niets.

‘Geen vragen’.

Bart

Copyright Brompot April 2017.

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better