‘Ik geloof dat ik zo meteen eens een eindje ga wandelen’, zei ik nadat ik voor mijn gevoel tijdens de lunch nét iets teveel had gegeten.
‘Vanwaar dit rare idee? Je wandelt nooit’, zei mijn echtgenote.
‘Nou, dat is niet waar, schat, ik wandel best veel.’

‘Onzin Bart, je wandelt echt nooit. Als ik voorstel om naar de stad te gaan, dan is het ene diepe zucht in combinatie met een chagrijnige kop.’
‘Hallo, laten we dat meteen maar even aftikken: met jou in de stad is geen wandelen maar slenteren. En ik denk dat wij mannen daar niet op zijn gebouwd. Slenteren is een typische vrouwenkwaal’ Ik nam nog een slok koffie.
‘O ja, typisch jij, kun je het niet winnen, dan haal je er de complete mannengemeenschap erbij. Maar goed, als jij wilt wandelen, ga je gang. Het is droog. Rugzakje mee?’
‘Hou toch op. Rugzakje. Ik heb gewoon het gevoel dat ik even moet bewegen. Ik heb last van het eten.’

‘Dat heeft te maken met het feit dat je nooit genoeg hebt. Je kent geen rem. Je kaant maar door’, zei ze. ‘Vandaar dat je afgevuld bent. Als een volle benzinetank’
‘Wat doe je toch negatief.’ Ik voelde me slachtoffer worden van een lastercampagne.
‘Joh, ga jij even lekker wandelen, dan schoffel ik ondertussen de tuin, ruim ik de garage op en zorg ik dat je straks je ongetwijfeld leeggewandelde maag weer kunt vullen. Doe je wel voorzichtig met oversteken?’
‘Hoezo zeg je dat zo.’

‘Wat bedoel je?’, vroeg ze.
‘Je doet vervelend. Volgens mij ben je niet blij met mijn voornemen.’
‘O nee hoor, als dat jouw gebruikelijke manier is om dat volgegeten lijf van je wat te verlichten, dan moet je dat vooral doen. Stoor je niet aan mij als ik het op mijn manier doe.’
‘Op jouw manier?’, vroeg ik. ‘Hoezo op jouw manier?’
‘Nou, ik beweeg me ook maar ik maak me tegelijkertijd nuttig. Jij loopt alleen maar doelloos je volle maag achterna. Snap je?’

Toen ik wat later met een enorm gevoel van tegenzin in de tuin aan het schoffelen was geslagen, zag ik haar voor het raam staan. Ze stak haar linkerduim op en met haar rechterhand omklemde ze een kopje thee. ‘Wil de lunch nog een beetje zakken?’, informeerde ze toen ze de tuindeur had geopend.
‘Ik heb de auto alvast uit de garage gezet, dan kun je er straks gemakkelijker bij.’ Ik voelde het zuur op mijn gezicht bijten. Het was een onprettige situatie.

‘Ik ga touwens zo even wandelen’, lachte ze. ‘Dat je me niet kwijt bent, mocht je straks klaar zijn.’
‘Wandelen?’, ik kreeg het mijn mond bijna niet uit.
‘Ja, even naar de Appie. Boodschappen voor het eten vanavond. Ik denk dat jij straks na al dat inspannende werk, een enorme honger zal hebben.’  Ze gaf een knipoog en sloot de deur.

Ik voelde geen behoefte nog iets te zeggen.

Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better