‘Ik word niet goed van dat mens daar.’ Bert wees naar een dame die gewapend met een emmer met wasgoed over het pad naar de wasbakken liep.
‘Hoezo niet goed?’, vroeg Truus.
‘Ik krijg jeuk van haar.’
‘O, nu wordt het gevaarlijk. Wat voor een soort jeuk precies? En moet ik me nu ongerust maken?’
‘Ja, hallo, wat denk je zelf? Psychische jeuk natuurlijk!’
‘Waarom? Heeft ze je iets misdaan?’
‘Het mens is praatziek. Ga er maar eens naast staan.’
‘Dan ga je er toch niet naast staan?’
‘Waarom zou ik ergens anders moeten staan? Het ding moet gewoon haar mond houden.’
‘Jij hebt altijd wat te zeuren, Bert Jansen.’
‘Ik? Hoezo? Ik ben niet de enige hoor. Vraag Hans maar.’
‘Hans is ook een zeur.’
‘Dat mag je hem zelf vertellen. Hij komt er aan.’
‘Morgen samen. Lekker geslapen?’, vroeg Hans.
‘Ja, heerlijk. Alleen kreeg ik net een koude douche over mij heen want Bert hier krijgt jeuk van een leuke vrouw.’
‘Een leuke vrouw? Waar?’, lachte hij.
‘Gaat over die muts daar. Je kent haar wel.’ Bert wees naar de wasbakken.
‘O, die. Ja, die ken ik. Die staat tegenover ons. Die is bij het bakproces uit de pan gesprongen en verkeerd terecht gekomen.’
‘Nou ja zeg, wat zijn dat voor een opmerkingen?’, riep Truus quasi verontwaardigd.
‘Ze heeft geen hoofdschakelaar meer. Die is bij de sprong afgebroken. Je kunt haar niet meer uitzetten. Verschrikkelijk.’
‘Jullie zijn vrouwonvriendelijk bezig’, vond Truus.
‘Joh, ga er eens een poosje naast staan. Dan begrijp je wat we bedoelen. Ze dreunt alle honderd pagina’s van de zaterdagbijlage van de Telegraaf binnen vijf minuten in je hoofd. Gek wordt je er van.’
‘Pas op, even de andere kant opkijken lui. Ze komt langs.’

‘Morgen u allen’, zei ze.
‘Morgen mevrouw’, antwoordde Truus.
‘Hé, overbuurman, ook hier? Goh, is dat familie van u? Jullie lijken helemaal niet op elkaar. Ik zei nog tegen Karel, die buurman staat hier vast met familie. Wij staan alleen. Wij  gaan nooit met familie.’ Ze zette de emmer wasgoed op de grond.

‘Onze familie kampeert niet. Die gaan altijd met het vliegtuig. Dat hebben wij ook al een keer gedaan. Maar daar is niks aan hoor. Zit je de hele dag in een hotel te hangen. Mijn Karel vindt dat ook niks. Zijn jullie al op het strand geweest? Wij wel. Heerlijk daar. Lekker fris windje. Hier is het al snel te warm. Hoe zeggen ze dat ook alweer? De mussen vallen dood van het dak? Ik moet weer snel verder. Mijn Karel zit alleen en daar kan hij niet goed tegen. Tegen stilte. Fijne dag!’ Ze glimlachte, pakte de emmer op en liep verder.

Bert slaakte een diepe zucht en Truus schoot in de lach.
‘Die Karel van haar moet daar toch ook enorme jeuk van krijgen?’, lachte Bert.

Hans knikte. ‘Karel zit zich niet voor niks hele dagen achter zijn oren te krabben.’

Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better