‘Ik blijf wel even bij de fietsen staan’, riep ik toen we voor de Hema stonden. We waren op de fiets boodschappen wezen doen en aansluitend naar de stad doorgefietst. Mijn echtgenote moest nog een tussenstop maken voor een dingetje.

‘Ach ja, heb je weer een excuus om niet mee naar binnen te hoeven’, zei ze. Ik bespeurde een friemeltje irritatie in haar stem.

‘Prima, dan loop ik mee. Heb jij nog een boodschappentas bij je?’
‘Hoezo?’
‘De boodschappen. Of zal ik ze zelf maar aan de voorbijgangers uitdelen?’ 
Ik wees naar de volle fietstassen en spreidde vervolgens mijn armen onder het motto “zeg het maar”.
‘Laat maar’, zei ze. ‘Ik ga wel alleen.’

‘Heb jij nog wat van binnen nodig?’, vroeg ze.
‘Nee, ik niet. Wat moet ik bij de Hema?’
‘Dat weet ik ook niet Bart, maar als ik straks terugkom wil ik geen gejank over warme rookworst of zo.’
‘Ga nou maar’, spoorde ik haar aan. 
Ze pakte haar tas en portemonnee en verdween naar binnen. 
Snel pakte ik mijn mobiel. 
Naast mij stond een jong ding met een sigaret-op-de-lip ook met haar telefoon te spelen.
Ik keek haar aan en moest inwendig wel een beetje lachen.
‘Even een momentje voor mezelf. Mijn vrouw is binnen’, lachte ik terwijl ik naar de Hema duimde. 
‘Heb ik af en toe behoefte aan. Aan dat momentje.’ Ze keek me een klein beetje aan. 
‘Ik zou dat “momentje voor mezelf” dan ook vooral voor mezelf houden’, zei ze toen.

Ik had het idee dat ze zich aan mij ergerde. Ik kon nu twee dingen doen: erop ingaan of afhaken.
Ik kuchte. ‘Nou ja, ik bedoel dat ik nu even geen gezeur aan mijn hoofd heb en snel mijn telefoon kan checken.’ 
Ik probeerde haar een glimlach te ontlokken. Meestal lukt dat wel. Meestal.

‘Ja, dat is wel lekker’, zei ze zonder op te kijken.
‘Hoe bedoel je?’, vroeg ik.
‘Gewoon, géén gezeur. Lijkt me zalig.’ Ze zuchtte.
‘Ja, heerlijk hè, partners kunnen altijd zó zeuren als je op je telefoon kijkt. Dat het zo ongezellig is en dat je geen aandacht geeft. Vooral mijn echtgenote heeft er een handje van. Vreselijk.’

Ze trok aan haar sigaret, blies en verdween in de rook. 

‘Wil jij mijn fietstas open houden?’, hoorde ik een bekende stem achter mij. Ze had haar handen vol.
‘Ligt er binnen nog wel iets in de schappen?’, vroeg ik. Ze stak haar tong uit. 
Op dat moment trokken de rookwolken op en verscheen het dingetje weer in beeld. Ze richtte zich nu tot mijn echtgenote. 

‘U bent de partner van deze man?’, vroeg ze.
‘Jazeker, van deze misdadiger, hoezo?’
‘Nou, hij beklaagde zich enorm over uw gedrag.’
Ik viel om van verbazing. ‘Wie, ik?’

Ze ging onverstoorbaar verder. ‘Hij vindt dat u teveel over zijn telefoon zeurt en dat hij heel erg behoefte heeft aan periodes van rust. Ik wil me er verder niet mee bemoeien, maar ik zou u toch adviseren er iets mee te doen.’
Ze gaf me een knipoog, nam een stevige trek, blies opnieuw en verdween weer vol in de camouflerende wolken. 

Mij bekroop intussen het gevoel dat ik iemand heel snel iets uit moest leggen. 

Bart
Copyright Brompot columns en korte verhalen januari 2021

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better