‘Ik sprak net die vrouw van dat stel wat op tweeëntwintig is komen wonen’, meldde mijn echtgenote. Ze kwam terug van de Appie en zette de  boodschappentas op het aanrecht.

‘O? En lijkt het wat?’, vroeg ik. Ik had haar al eens langs zien lopen en schatte  in dat het er één uit de categorie “Katja Schuurman en overig” was. Ik vroeg het.
‘En, is ze zoals ze eruit ziet?’, vroeg ik. 
‘Wat bedoel je met ‘zoals ze eruit ziet?’, vroeg ze.
‘Nou ja, ik vind het echt zo’n Katja Schuurman-type. Zo van “kijk mij eens mooi wezen”. Zoiets.’
‘Bart, wat doe je weer negatief. Ze heet Emma en is een leuke hartelijke vrouw.’
 
‘Wist je dat ze vroeger wielrenster was?’, vroeg ze.
‘Hoe moet ik dat weten? Ik heb haar niet zien fietsen.’
‘Ze fietst ook niet meer. Ja, nog even naar het dorp.’
‘Leuk hoor. En hoe heet die vent van haar? Hendrik?’
‘Nee, Teun. Komt ook uit de wielrennerij. Ken je die?’
‘Ik ken alleen een Teun Teunissen. En die fietste niet. Die dronk.’
‘Ze hadden een boerderij, maar hebben die verkocht. Hij werkt nu bij de gemeente. Chef groenvoorziening.’
‘O? Hebben ze daar ook een chef voor nodig? 
‘Ja, blijkbaar. Hij gaat over het gras. Voetbalvelden en zo.’
‘Kijk, dat is een nuttige functie. Ik schatte hem niet direct in als gemeentechef groenvoorziening. Hij loopt zo vlot.’
‘Ik in eerste instantie ook niet’, bekende ze.
‘In eerste instantie?’, vroeg ik.
‘Ja, maar in tweede instantie natuurlijk wel’, lachte ze.
‘Waarom moet je nu lachen? Zo grappig is dat toch niet?’
‘Jawel Bart. Hij heet namelijk Teun Geit.’
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better