Oh, oh, Den Haag….
Het is inmiddels al best een poosje geleden: ik denk zo begin jaren zeventig van de vorige eeuw, dat ik erachter kwam dat wij, mijn vriendin en ik, een half jaar verkering hadden. En aangezien dat best al wel een hele tijd was, besloten we het te vieren. Ik trakteerde: Een dagje Den Haag, mijn geboortestad.
De reis in mijn Fiat 850 richting kust verliep eigenlijk best goed. Ja, ze moest een uurtje met haar benen op het dashbord hangen omdat de met platgeslagen colablikjes vervangen bodemplaat zo lek was als een zeef en het opspattende regenwater haar tot aan haar enkels reikte. Maar ach, in die tijd werd er niet gezeurd en waren we blij dat we vooruit kwamen.
Het werd een prettige dag. Eerst stiekem het ANWB bord Scheveningen gevolgd waarna ik de dikke complimenten kreeg dat ik de weg nog zo goed wist. Ik glunderde van oor tot oor. En dat werd nog sterker toen ik probleemloos Madurodam wist te vinden. Geweldig, die borden. Ook het Malieveld werd zonder zoeken gevonden, evenals het Vredespaleis. Trots als een pauw reed ik weer verder door de stad.
Na een uurtje echter werd ik overmoedig en stelde voor om maar eens naar het Binnenhof te knorren. Het was inmiddels al een uurtje of vier in de middag en ik moest behoorlijk opschieten om in deze donkere dagen nog met licht te arriveren. Ze genoot zichtbaar van mijn stuurmanskunst en mijn kennis van Den Haag. Ook het Fiatje deed het prima. De badkuip was inmiddels leeg en de stinkende kachel zorgde voor het opdrogen van de bodem.
Er was echter één probleem: geen routebord te vinden. Maar uiteraard bleef ik gewoon gas geven. Mijn ingebouwde kompas stuurde me in de richting van het centrum en ofschoon de halve binnenstad was afgesloten vanwege ingrijpende verbouwingen bleef ik stug doorknorren.
‘Gaan we wel goed?’, vroeg ze. Ik knikte
‘Het wordt al aardig schemer’, stelde ze vijf minuten later vast.
‘Moeten we het niet even vragen?’
‘Raar dat je het niet kunt vinden.’
‘Ik denk niet dat we er komen.’
‘Heb ik jou in het afgelopen half jaar al een keer teleurgesteld?’, vroeg ik wat narrig.
‘Nee, dat niet’, klonk het naast mij.
Ik reed ondertussen voor de achtste keer langs het Malieveld en ook ik kreeg het idee dat het niks zou worden. Maar ik vond het ook wel lastig om mijzelf van mijn troon te stoten. Uiteindelijk was ik toch de Den Haag kenner binnen de schoonfamilie en ik kende de zure cynische grappen van mijn schoonvader. Dat nooit !! Ik trapte opnieuw het gas in om uiteindelijk in de verte iets te zien wat er wel voor het Binnenhof door kon. Ik stopte.
‘Nou, dit hier is dan het Binnenhof. Ik mag niet verder, schat. Kijk, daar zie je de poort en daarvoor het Mauritshuis en ik zie het torentje. Ik wees naar de contouren van een paar gebouwen die nog half in de schemer zichtbaar waren.
‘Bart, wat ben je toch geweldig’, hoorde ik naast mij. Ik kreeg een kus en begon aardig te groeien in mijn Fiat.
‘Jammer dat je geen bekende ministers ziet. Dat zou zo leuk zijn geweest’, zei ze blij.
‘Ach ja, je kunt ook niet alles hebben’, lachte ik. ‘We gaan ter afsluiting zo nog even lekker ergens eten.’ Ik kneep haar zachtjes in haar knie. 
‘Heb je nog wel genoeg geld?’, vroeg ze. 
Ik rammelde met mijn portemonnee. In die tijd kon je alleen cash-geld scoren bij de bank. Cheques en pinautomaten waren er nog niet dus had ik als voorzorg ruim opgenomen. Uiteindelijk moest ook de benzine cash worden afgerekend.
Ik wilde net weer wegrijden toen er op het raampje werd geklopt. Ik schrok, keek naar buiten en ontdekte het gezicht van iemand met pet. Hij maakte draaibewegingen met zijn hand.
‘Je moet het raampje opendraaien’, zei mijn verkering.

Het bleek een agent.
‘Goedenavond meneer, jongedame. Wilt u eerst even een klein stukje optrekken en daar stoppen ? Bij die straatlantaarn?’
Ik trok op.
‘U stond op een verboden plek geparkeerd. Mag ik uw rij en kentekenbewijs?’
‘Schat, pak dat mapje even van het plankje. Ja, dat mapje.’
Ik pakte het mapje en gaf de papieren. 
‘Mijn vriend hier wilde me het Binnenhof laten zien. We wilden net weer wegrijden.’
‘Sorry, u mag hier echt niet parkeren. U krijgt een bekeuring. Bovendien heb ik het idee dat u een eenrichtingsweg bent ingereden.’
‘O, dat is mij niet opgevallen. Ik heb geen bord gezien’, zei ik terwijl ik in gedachten mijn chineesplannen in rook op zag gaan.
Er viel een stilte van twee minuten.
‘Ik zal het bij deze bij een parkeerbekeuring laten. Dat kost u vijfentwintig gulden.’ 
Hij had de gegevens in een opschrijfboekje genoteerd, liep toen nog een rondje om de auto, bekeek met zijn zaklantaarn de banden en keerde terug aan het opengedraaide loketraam van de 850.
‘U komt hier niet vandaan hé?’, vroeg hij.
‘Nee, uit Silvolde. Achterhoek’, zei ik. 
‘Hij liet me alleen maar even het Binnenhof zien’, riep mijn vriendin beteuterd.
Hij gaf me de bon en ik hem een geeltje. Toen ik het raampje dicht wilde draaien keek hij nog even naar mijn vriendin.
‘Ik weet niet wat hij u heeft wijsgemaakt, dame, maar dit gebouw is de Scheveningse gevangenis.’
‘Ik wens jullie een prettige thuisreis.’
Bart
Copyright Brompot columns en korte verhalen. 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better