‘Wat zit je toch steeds naar de kont van dat mens te staren’, vroeg mijn echtgenote geïrriteerd. We liepen door de stad.

‘Welke kont?’, wilde ik weten.
‘Waar je zo geobsedeerd naar kijkt! Je struikelde net zelfs bijna over een patatbakje.’
‘Omdat een patatbakje daar niet hoort te liggen. En trouwens, dat is geen kont maar een achterwerk.’
‘Voor mij geen verschil.’
‘Voor mij wel. Een achter-werk. Het woord zegt het al: het zit van “achteren” en er is aan “gewerkt” om het zo te krijgen. Jaloers?’
‘Jaloers? Hou toch op man. Ze loopt alsof ze met moeite haar drol kan binnenhouden.’
‘Dat zie je verkeerd schat. Het is een kunstwerkje. Het resultaat van veel kleien en boetseren.’
‘Kleien en boetseren? Volgens mij zijn ze opgespoten. Een kunstwerkje. Nou, mooi kunstwerkje hoor!’, riep ze minachtend.
‘Zij vindt dat blijkbaar mooi. Anders liep ze niet zo.’
‘Bart, ze loopt zo om op te vallen en jullie uit te dagen. Mannen zijn daar blijkbaar gevoelig voor.’
‘Ik ben niet gevoelig’, vond ik. 
‘Waarom kijk je er dan naar?’
‘Omdat het gewoon een prachtig stukje kunst is.’
‘Nou, als ik zo’n kont had gehad, was ik er naast gaan lopen en had ik elke kerel die me verlekkerd bekeek een dreun verkocht.’
‘Schatje, wind jezelf niet zo op en kijk nou nog eens goed. Ze heeft de linker en rechterbil toch keurig in het gelid aan elkaar geplakt?’
‘Maar dan hoeft ze toch nog niet zo uitdagend te lopen?’
‘Natuurlijk wel’, vond ik. ‘Ze moet de boel nu eenmaal strak bij elkaar houden, anders laat de lijm los.’
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better