‘En, wat vind je ervan?’, vroeg mijn echtgenote terwijl ze enthousiast de kamer binnenhuppelde en pal voor mijn neus tot stilstand kwam.

‘Accu opgeladen of zo?’, vroeg ik ietwat overdonderd.
‘Nee, kijk dan. Mijn bloesje. Wat vind je ervan?!!’ 
‘Wat is er met dat bloesje aan de hand?’, vroeg ik.
‘Nieuw! Dat heb jij gisteren nog van de postbode aangepakt!’
‘O, maar toen zat het onzichtbaar verpakt.’
‘Zeg dan’, drong ze aan. ‘Ik moet zo weg!’
‘Tja, ik weet niet goed hoe ik het moet zeggen. Waar ligt mijn zonnebril?’
‘Oké, hou maar op. Je vindt het niks. Gelukkig voor mij heb jij geen smaak. Ik vind hem leuk.’
‘Waarom vraag je het dan? Ik vind die rode roosjes te fel.’
‘Dat zijn geen roosjes. Dat zijn tulpjes. Jij weet helemaal niet hoe rozen eruit zien. Je koopt nooit rozen.’
‘O ja’, zuchtte ik. 
Wedstrijd verloren. Zowel vanuit het oogpunt van de scheidsrechter als van de vakjury.  
‘Ik vind ze te fel van kleur’, herhaalde ik in een laatste poging.
‘Ik ben weg’, riep ze en liep met opvallend grote passen de kamer uit.
‘Hoe laat ben je weer terug?’
‘Tegen de middag. Doei!’ 
Weg was ze.
‘En, nog positieve reacties gehad?’, vroeg ik tijdens de lunch.
‘Reacties? Hoe bedoel je?’
‘Bloesje?’
‘O, die zit weer in de zak. Mag je straks naar de Appie brengen.’
‘En wat moet Appie ermee?’, vroeg ik naar de bekende weg.
‘Niks. Hij gaat retour.’
‘O? Beviel hij toch niet?’
‘Jawel hoor. Hij zat lekker. Maar ja, jij vond hem niet mooi.’
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better