‘Goedemorgen, mag ik van u een lekker saucijzenbroodje ? Een warme graag’. De winkeljuf trok een glimlach waarbij de uithoeken van haar mond iets naar boven bogen waardoor ik de indruk kreeg dat er iets niet in orde was met mijn vraag. Mooi is dat toch, bedacht ik mij, dat als je goed naar gezichten kijkt je dat kunt aflezen.

Dat kun je overigens niet zomaar, daar moet je enige levenservaring en mensenkennis voor bezitten. En dan ook nog een leeftijd hebben bereikt die minimaal zo rond de zestig hangt. Zeg maar een paar jaar voorbij de midlife.

Er bleek dus inderdaad iets aan de hand.

‘Ik moet u helaas teleurstellen meneer, de saucijsjes zijn uitverkocht’. Ze zei het verontschuldigend en het kwam op mij heel natuurlijk en welgemeend over. Dit was niet het opdreunen van een geleerd lesje en ook niet geregisseerd door haar baas. Dit was zij zoals ze waarschijnlijk was.

Ik vond het eigenlijk best vervelend om nu te zeggen dat ik het zeer vervelend vond. Dat vond ik wel, ik ben een saucijsliefhebber, maar ik kreeg het ten overstaan van deze goedwillende winkeljuf niet uit mijn mond. Omdat ik toch iets moest zeggen, stelde ik dan maar een naar mijn idee logische vervolgvraag.

‘Bedoelt u de warme saucijsjes, de koude of heeft u helemaal niets meer’. Ik probeerde ook een glimlach maar ik had het idee dat ie volledig mislukte. Dat komt dan weer omdat ik ook maar een mens ben en mijn teleurstelling toch op één of andere manier tot uitdrukking moet brengen.

‘Ik heb helemaal niets meer’, zei ze ietwat monotoom. Ze haalde daarbij haar schoudertjes op en draaide de binnenkant van haar handen richting hemel in de hoop dat onze lieve Heer wellicht nog een broodje naar beneden zou duvelen.

‘En u bakt vandaag ook niet meer ?’, informeerde ik. Ze schudde haar hoofd.
‘Nee, er wordt alleen ’s nachts gebakken. De bakker ligt nu in bed’.
Tja, ik kon nu natuurlijk moeilijk voorstellen hem te wekken om speciaal voor mij als vaste klant, een broodje te bakken.

‘Maar hoe kan dat dan ?’, vroeg ik om mijn teleurstelling toch nog iets te bevredigen. ‘Ik haal hier iedere vrijdag een saucijs, is er iets bijzonders gebeurd ?’.
‘Ik heb vanochtend een klant gehad die de hele voorraad heeft opgekocht’, zei ze.
‘En u heeft er niet één voor deze vaste klant bewaard’. Ze schudde haar hoofd.

‘En wat nu ?’. Ik gooide mijn probleem naar haar zijde van de toonbank.
‘Ik heb nog wel een paar kaasbroodjes’. Ze wees ze met een gracieuze beweging aan.
‘Daar moet ik even over nadenken’, zei ik. ‘Helpt u deze dame eerst maar even’. Ik deed een stapje opzij.

‘Dank u’, zei de dame. Ze keek tevreden. Dat was overigens ook zonder de vereiste mensenkennis en levenservaring te zien.
‘U heeft geen saucijzenbroodjes meer hoorde ik ?’, vroeg ze vriendelijk.
‘Nee, helaas’. Nu geen trekkende mondhoekjes. De spanning was er blijkbaar af. Of misschien kwam het wel door de vriendelijke en begripvolle benadering van deze dame.
‘Ik heb nog wel kaasbroodjes’.
‘Mooi, doe die maar dan. Vijf graag’.
‘Warm ?’.
‘Nee hoor. Ik warm ze zelf wel op’.

De kaasbroodjes verdwenen in een zak, er werd afgerekend, de dame knikte nog een keer tevreden vriendelijk in mijn richting en verliet de winkel.

‘Doe dat kaasbroodje maar’, zei ik afgaand op een signaal vanuit mijn maag. ‘En gooi hem een paar extra minuutjes in de coufeuse’.

De winkeljuf trok wederom een glimlach waarbij de uithoeken van haar mond wederom iets naar boven bogen waardoor ik wederom de indruk kreeg dat er iets niet in orde was met mijn vraag. Ze staarde naar de lege vitrine. Ik ook.

Ik draaide me om en verliet zonder iets te zeggen de winkel. De lekkere trek was volledig verdwenen.

Bart

Copyriht Brompot januari 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better