Het komt slechts zelden voor, maar ik stond er. Bij de bushalte. Om mijzelf tegen een vergoeding van A naar B te laten vervoeren. En ik was niet de enige die dit van plan was. Naast mij stond een bejaarde dame die behalve om een busritje blijkbaar ook om een praatje verlegen zat.

‘Wat een lekker weer is het toch. Gewoonweg heerlijk’, vatte ze al zendend samen.
‘Ja, inderdaad, heerlijk weer’, zei ik terwijl ik aanstalte maakte om in het bushokje wat heen en weer te drentelen. Ze hield me tegen met haar stem.

‘We hebben dit ook wel verdiend, het was de laatste tijd te koud, vind u niet ?’.

Ja, eigenlijk vond ik dat ook. Maar ik had niet zo’n zin om te praten. Zij wel.

‘En je ziet nu de hele natuur opvrolijken’, ging ze verder. Ik vermoedde dat er een opsomming kwam.

‘De bladeren aan de bomen, de planten in bloei, het gras wat zo heerlijk ruikt. De vogels druk met nesten… zo fijn allemaal. Ik krijg gewoon weer zin in het leven’.

Ik glimlachte voorzichtig. Ik besloot er niet op in te gaan. Voordat je het weet wordt je vergiftigd met de memoires van een vreemde.

‘Ziet u, mijn man is vorig jaar overleden’.

Tja, dat bedoelde ik. Ik voelde dat ik uit mijn veilige tent werd gelokt.

‘Ja, dat zijn vervelende dingen’, perste ik er met een in beleefdheid gedompelde tegenzin uit terwijl ik wat korte pasjes maakte en een steentje in de goot trapte.

‘Inderdaad, en dan blijf je alleen over. We hebben namelijk geen kinderen’, voegde ze er wat verdrietig aan toe.

‘Dan wordt het leven wel heel eenzaam’, mekkerde ik op de maat van de treurnis.

‘Maar ik heb nog wel een zuster. Ook weduwe. We slepen elkaar er doorheen. Dus zo eenzaam ben ik dan gelukkig weer niet. Ik ben trouwend onderweg naar haar toe, ze woont in Doesburg’.

Ik gunde mijn stem wat rust.

‘Heeft u kinderen ?’, vroeg ze.

Ik knikte.

‘Leuk’, concludeerde ze zoals kinderlozen, niet gehinderd door enige opvoedkundige ervaring, vaak plegen te concluderen.
‘En u bent misschien al opa ?’, vroeg ze met enige voorzichtigheid.

Ik knikte.

‘U bent vast een leuke opa’, borduurde ze verder.

Ik haalde mijn schouders op en probeerde een prettig trekje te toveren.

‘En hoeveel kleinkinderen heeft u ?’.

‘Vier. Drie jongens en een meisje’, specificeerde ik maar meteen door.

‘Ach wat leuk’.

Ze frommelde wat aan haar kleding en pakte haar portemonnee uit haar witte handtas.

‘Toch ben ik blij dat ik een vestje aan heb getrokken. Het lijkt wel mooi, maar zo bij de halte…’, zei ze na een alinea vol stilte.

Ik knikte.

De bus kwam eraan.
Toen de deur voor mijn neus openklapte liet ik haar beleefd voorgaan.

Even later liep ik aan haar voorbij, knikte vriendelijk en nam op veilige afstand plaats.

Bart

Copyright Brompot mei 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better