‘En wat vindt U daar nou van ?’, vroeg ze nadat ze een vijf minuten durende klaagzang had vertolkt.
Tja, wat moest ik er nou van vinden. Ik had alleen een klein deel van het eerste couplet meegekregen en was terstond afgehaakt toen ze het woord “eigen risico” in haar pruilerige mond nam. Ze was zwaar bejaard maar had nog genoeg gif in haar tong om de complete verjaardagsvisite aan de zuurstof te krijgen. En ik zat naast haar waardoor ik de volle laag over mij heen kreeg.

Over het algemeen kan ik heel goed omgaan met bejaard nederland. Ik kan altijd genieten van de verhalen uit verre en grijze verledens en niet zelden doe ik inspiratie op om er een column over te schrijven. En dan vooral vanuit de positiviteit.

Van deze negatief georiënteerde pruim kreeg ik abrupt het zuur en sloeg de positieve inspiratie dood. Morsdood.

‘Wat vind u daar nou van ?, vroeg ik u’. Ze tikte me nu ongeduldig tegen mijn arm ten teken dat ze echt wel een antwoord wenste.
‘Ik vind er niets van’, zei ik met een lach die ik, beminnelijk verpakt, in haar richting lanceerde.
‘Kom, kom, u vindt er vast iets van. Of denk u nu “wat zit dat mens te zeuren”‘.

‘Ja Annie, dat laatste’, hoorde ik de jarige roepen die veilig aan de andere kant van de tafel zat en zich zat te verkneukelen dat niet hij maar ik dit keer slachtoffer was.

‘Mevrouw, ik heb er geen verstand van en dat wil ik graag zo houden’, zei ik heel diplomatiek.

‘Dat is toch raar. Die jeugd van tegenwoordig heeft nergens meer een mening over’. De woorden schoten als kanonskogels uit haar pruilbekkie die door het bijtende zuur nog wat extra samentrok.

‘Pardon ?’, riep ik lachend. ‘De tegenwoordige jeugd ?’.
‘Ja, precies zoals ik het zeg. Jullie hebben nergens een mening over laat staan dat je nog ergens verantwoordelijkheid voor neemt’.

‘Annie, deze meneer Bart is tweeënzestig. Hij ziet er weliswaar nog goed uit maar om hem als “jeugd” te betitelen gaat iets te ver’.

‘Ik ben vijfentachtig’, zei ze. ‘Dat is drieëntwintig jaar verschil. Ik zie hem nog als een jong broekkie. Ze legde haar hand op mijn arm en ik trok hem misschien wel net iets te snel terug.

‘Wil je nog een toastje met brie, Annie ?’, vroeg de echtgenote van de jarige.
‘Is die nog wel goed ? Je moet brie nooit in de zon leggen’, wist ze. Ze bleef zeuren.

‘Ach, natuurlijk is die nog goed’. Ze pakte een mes en sneed een plakje af.

En toen zag ik de vlieg. En die vlieg had besloten op het brietje van Annie te landen. Maar dan precies aan de kant die onzichtbaar was voor de geadresseerde en degene die hem smeerde.

De vlieg plakte aan de brie, en kwam vervolgens op zijn rug terecht pal tussen het brietje en het toastje. En toen wilde ik, verantwoordelijk als ik ben, de zuurpruim waarschuwen voor het naderende gevaar maar kwam spontaan in een hoestbui terecht.

Ze stak vervolgens de brie razendsnel in haar mond en begon mij op mijn rug te slaan.

Toen ik weer bij kennis kwam, was de vlieg overleden en in Annies miegel verdwenen.
Ik heb het maar zo gelaten.

Ze sprak over het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel van de jeugd.

Ik voelde toch wel iets van schuld…

Bart

Copyright brompot juli 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better