‘Kan het zijn dat u net op de bel heeft gedrukt?’, klonk een wat snauwerige stem. De eigenaresse stond aan de balie, strak achter een schuifluikje wat ze vanwege het belletje had opengeschoven. Ik keek overdreven om mij heen en stelde vast dat er verder niemand in de wachtruimte aanwezig was. Het was dus een overbodige vraag. En dat wist zij natuurlijk ook. Maar dit soort balie-tiepjes hebben dat nu eenmaal over zich. Vanuit een machtspositie een beetje interessant doen. Ik had dan in haar plaats gewoon gezegd “zegt u het maar meneer”, ingegeven door het feit dat er niemand anders te bekennen was en ik strak voor de balie stond.

‘Het heeft er wel alle schijn van.’ Ik glimlachte erbij om mijn wat stekelig antwoord een opgeleukte lading mee te geven. Ze vond het niet leuk.
‘Heeft u op de bel gedrukt of niet’, herhaalde ze haar vraag. Ik voelde een borrel in mijn lijf. Dat is meestal het voorteken van een ergernis.
‘Wat denkt u zelf?’, vroeg ik.

‘Het gaat er niet om wat ik denk maar wat u heeft gedaan. Heeft u gebeld of niet.’ Haar ogen schoten vuur.
‘Ja, ik denk dat de feiten wel zo liggen dat u er gevoeglijk van uit kunt gaan dat ik de dader ben. Ik wil eventueel nog wel wat DNA afstaan om een daderprofiel op te kunnen stellen maar ik denk dat deze bekentenis wel voldoende bewijs is. Als u dan een schriftelijke verklaring opstelt, dan wil ik die wel ondertekenen.’

Ze trok zowaar een beetje met haar opgeschilderde lippen en ik meende iets van een lachje te zien, of misschien wilde ik die wel zien. ‘Wij hebben veel last van kinderen die hier op de bel drukken en dan snel weglopen. Vandaar mijn vraag.’ 

Ik toonde begrip, wetende dat belletje-trekkende kinderen uiterst irritant kunnen zijn.
‘Ja, dat ken ik’, blaatte ik in een poging het ijskonijn wat verder te laten ontdooien. ‘Wij hebben daar in het verleden thuis ook al eens een tijdje flink last van gehad.’

‘Ja weet u, ze zijn ook nog watervlug en hondsbrutaal.’ Ze keek nu weer streng. Blijkbaar had ze zelf haar thermostaat weer ver onder nul gedraaid. Ik kreeg het er ijskoud van. Tijd voor een nieuwe dooipoging.
‘Op een keer hebben ze zelfs een krant bij onze voordeur in de fik gestoken. Ik rukte toen de deur open en probeerde het vuurtje enthousiast uit te trappen. Het bleek een bekend grapje. In de krant zat een hondendrol.’

Haar hele gezicht trok nu samen en nam de vorm aan van een rimpelige bloemkool. ‘Gatsie’, riep ze. ‘Wat vieees!!!!’ 

‘Wat kwam u overigens voor?’ vroeg ze. Ze was weer op winterbandentemperatuur. Ik haalde een envelop uit mijn zak en gaf hem af. ‘Ik wil graag een handtekening en een stempeltje. Dan ben ik weer weg.’ Ze nam hem aan, trok het papier eruit en begon te lezen. ‘Ik zie het. Momentje.’ Ze zei het toonloos en schoof het luikje met een klap dicht. Ik keek naar het belknopje en voelde neiging om voor de grap nog een keer te drukken. Op dat moment echter ging het luik weer open, vloog het papier onverschillig over de toonbank, klonk er een grom en klapte het luik weer dicht. Ik bleef verbauwereerd achter.

Toen ik het pand “koud” had verlaten, liep ik een plukje kinderen tegen het lijf. Er waren slechts drie woorden nodig.

Ik denk dat het ijskonijn inmiddels in de diepvries ligt.

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better