‘Wat is dit toch een leuk pleintje’, vond Truus. Ze zaten met zijn viertjes op een bankje onder een paraplu van prachtige platanen die stuk voor stuk hun best deden om het geheel er zo frans mogelijk uit te laten zien.
‘Ja, mooi hè, met van die leuke balkonnetjes. Zie je die blauwe luiken? Zo frans’, vond Tiny.
‘Oude troep, meer is het niet’, lachte Bert.

‘Ja, en het wordt tijd voor een stevige renovatie van al die ongelijke keien. Wat dat betreft staat de tijd hier stil en valt ook niet meer aan te trappen.’
‘Over aantrappen gesproken.’ Bert wees naar een tafereeltje wat zich pal naast een boulangerie afspeelde. Een bejaard manneke probeerde tevergeefs nieuw leven in een oud brommertje te blazen. Hij gaf het uiteindelijk op, liep de bakkerij binnen en kwam wat later weer terug.
‘Dat is een mobyletje’, wist Bert. ‘Die heb ik vroeger ook gehad.’
‘Ik voel iets ergs aankomen’, zuchtte Truus. ‘Ik ken hem.’
‘Ach, effe kijken. Loop je mee?’, vroeg Bert. Hans stond op en sjokte er achteraan.

‘Kapot?’, vroeg Bert. ‘Defect?’ De man keek hem met zijn ongeschoren gezicht aan. Door het zweet dreef zijn kalotje als een ijsschots over zijn hoofd en zijn stinkende tandeloze mummelmond braakte niet te volgen teksten. Uit de twee tassen achterop stak het groen van een enorme bos waspeen en twee stokbroden. Bert ging op zijn hurken en inspecteerde het motortje. Het manneke bleef ondertussen in willekeurige volgorde blokletters uitspugen.

‘Ik weet nog van vroeger dat er vaak kortsluiting zat in het knopje op het stuur waarmee je hem uit moest zetten’, zei Bert wijs.
‘Waarom zit je dan op je hurken?’, vroeg Hans.
‘Nou, je moet dan het snoertje uit dit stekkertje trekken, en dan doet hij het weer. Let op.’ Hij gaf een flinke ruk aan het kabeltje wat nu met wortel en al uit het motortje schoot. Het manneke keek toe en begon flink te protesteren.
‘Rustig maar, rustig, je kunt zo weer naar huis rijden’, riep Bert. Hij foemelde wat aan het snoertje, kwam overeind en met een “voilá” wees hij naar het brommertje. ‘Klaar’, riep hij triomfantelijk, maakte lachend een buiging en liep met Hans terug naar het bankje aan de overkant.

‘Moet je hem niet even controleren dan?’, vroeg Hans.
‘Niet nodig, hij is gemaakt. Even wachten wat er nu gebeurt.’
Het manneke keek boos naar het bankje en raakte de brommer niet aan. Toen verscheen er met piepende remmen een renaultje. Er vloog een stevige jongeman uit met in zijn hand een fles vloeistof. De dop ging van het brommertankje en het spul verdween in de gulzige vulmond. Toen stapte de knul op het brommertje en trapte langere tijd de pedalen in het rond. Er gebeurde niets. Het manneke wees vervolgens op het snoertje en toen op Bert.

‘Misschien dat we nu beter kunnen vertrekken’, zei hij. ‘Hij heeft er foute benzine ingegooid en krijg ik de schuld.’

Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better