Toen ik vanochtend de slaapetage verliet wierp ik als onderdeel van mijn vaste rituelen een korte blik in de spiegel beneden in de hal. Normaal gesproken loop ik dan door, maar dit keer twijfelde ik even. Ik ontdekte namelijk een oneffenheidje in mijn gezicht. Op mijn wang om precies te zijn.

Ik drukte mijn bril iets dichter op mijn ogen en kroop bijna in de spiegel om vervolgens met twee vingers het oneffenheidje te isoleren en te bekijken. Ik kon het niet goed zien.

‘Wat heb je nu weer ?’, informeerde mijn echtgenote die achter mij aankwam.
‘Hoezo “weer”?’, vroeg ik licht geirriteerd..
‘Nou, je staat hier elke dag’, zei ze.

‘Een puist’, verklaarde ik terwijl ik op het oneffenheidje wees. ‘Kijk jij eens’.
Ze keek met een vluchtige blik.
‘En ?’, vroeg ik.
‘Vetpuist. Je hebt gisteren een zak patat gegeten met majo. Daar kan dat huidje van jou niet tegen’.

Ik vond het geen vetpuist.

‘Het is geen vetpuist’, zei ik. ‘Die zien er anders uit’.
‘Ik denk schat, dat je beter eerst je gezicht in de plooi kunt leggen. Al die rimpels.. En scheren. Je hebt een baard. En als dan alles klaar is dan kijken we nog een keertje. Goed ?’.

‘Onzin, een puist zit er of zit er niet’. Ik voelde me wat ongerust worden.

‘Ik zie niets bijzonders. Hoeveel boterhammen wil je ?’.
‘Toch heb ik het idee dat het niet helemaal goed is’, zei ik terwijl ik opnieuw in de spiegel keek.
‘Dan ga je toch naar de dokter ?. Hoeveel brood wil je ?’.

‘Ik geloof dat hij nu ook een beetje begint te jeuken’.
‘Dan moet je krabben’, adviseerde ze.
‘Ja, hij jeukt, ik voel het’. Ik krabte voorzichtig.

‘Zeg eens, twee of drie boterhammen’.

‘Het is verdorie net of hij steeds groter wordt’.
‘Dat komt omdat je eraan zit. Je moet er niet aanzitten. Dan gaat het vanzelf weer over. We gaan ontbijten’.

‘Het wordt geen fijne dag vandaag’, zei ik wat later aan tafel. ‘Ik heb een beetje een onbestendig gevoel’.
‘Hoezo ?, vanwege dat pukkeltje ?’. Ze lachte.
‘Nou ja, ik weet het niet. Je hebt wel eens zo’n dag’, zei ik.

‘Dat je in de spiegel kijkt en in plaats van een geweldige vent een puistje ziet. Bedoel je dat ? Kom op man, stel je niet zo aan. We maken er een mooie dag van. De zon schijnt…’.

Dat was altijd háár referentie. Als de zon schijnt, dan kan er niets fout gaan.

De klep van de brievenbus klepte. Een bijzonderheid in het tegenwoordige digitale tijdperk. Ze stond op en liep naar de gang.

‘Post ?’, vroeg ik toen ze binnenkwam.
‘Ja, twee brieven. En in een toepasselijke volgorde. De bovenste is namelijk van de belastingdienst en de onderste van de DELA.
‘Schat, ik zei het je toch ?: het wordt vast een mooie dag’.

Mijn puist begon enorm te jeuken.

Bart

Copyright Brompot april 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better