‘U bent mooi op tijd, er is nog meer dan voldoende plek’, wist de receptionist te melden. We stonden tegen vier uur in de middag op een passantencamping in de buurt van Langrès. Op de vraag welk nummer we mochten bevolken, werden twee franse schoudertjes opgehaald en wisten we genoeg. Snel sprongen we in onze auto op zoek naar een mooi plekje in de buurt van de uitgang, zodat we de volgende ochtend weer snel zonder files konden wegrijden.

Het was allemaal niet zo moeilijk: er was slechts één veld met in het midden als een soort van totempaal een stopcontactenzuil met vijfentwintig mogelijkheden. Snel drukten we de combinatie op een mooi plekje, rolden de stroomkabel uit, zetten een tweetal stoelen neer, een tafeltje, twee glazen en een flesje rosé. De laatste vakantieavond moest worden gevierd.

‘Lekker rustig nog hè?’, blaatte mijn echtgenote. Ik knikte wat en schonk een tweede glaasje.
‘Het is ook nog vroeg in het seizoen’, wist ik. ‘Volgende week komt de stroom pas goed op gang.’
Ik had het nog niet gezegd of er kwam een combinatie het veldje opgereden. Ook Hollanders. En aan de lijfkleur te zien, waren ze nog “en route” naar het zonnige zuiden.
Nummer drie, vier en vijf volgden snel en na een uurtje, zo tegen vijfen, was het veldje vol. Maar blijkbaar liep de administratie niet helemaal synchroon met het aantal aanwezige kampeerders. Tegen half zes stonden we met een veertig combi’s en tegen zessen kon er echt niets meer bij. Een dikke vijftig caravans stonden kriskras door elkaar en blokkeerden alles wat maar te blokkeren viel.

‘Zeg schat, de koelkast doet het niet meer. Ik denk dat er geen stroom meer is’, hoorde ik vanuit de caravan.
‘Kijk eens of de lamp brandt?’, vroeg ik, sloom geworden van de drie wijntjes.
‘Nee, doet het niet. Stroom is eraf.’ Moeizaam klom ik uit de stoel, controleerde de kabel, stelde vast dat hij goed was aangesloten en liep toen naar de buren.
‘Hebben jullie stroom?’, vroeg ik.
‘Ja, ik geloof het wel.’ Hij drukte op de buitenlamp en die sprong aan.
‘Ik zou even bij de paal kijken’, lachte hij. ‘Ik heb wat ervaring.’

Snel liep ik naar de totempaal wat meer weg had van een bord spaghettie, en jawel: onze stekker lag in het gras. Mijn ogen vlogen langs de paal, ik schatte in waar hij ongeveer gezeten had, waarna ik een stekker eruit trok, er aan de andere paalkant ook één uittrok, die op de oorspronkelijke plaats stak en in de opengevallen plaats mijn eigen stekker duwde. Snel liep ik terug, draaide mijn stoel en keek wat er wellicht gebeurde. Het duurde vijf minuten toen de eigenaar van de stekker kwam controleren waarom hij geen stroom had. Hij trok de stekker die ik had gestoken eruit en stak zijn eigen stekker weer terug. Het duurde nu zes seconden tot die eigenaar op zijn beurt verhaal kwam halen. Het was er één van het type “niet lullen maar poetsen”. De stekkers vlogen nu over en weer en een man of tien liepen te bakkeleien over het wie, wat, waar en wanneer. Het bleef nog lang onrustig in Langrès.

Toen ik ’s morgens heel vroeg tijdens het krieken voor een sanitaire stop onze toiletruimte inliep, ontdekte ik dat de stroom er wederom vanaf was. Ik was er helemaal klaar mee, heb mijn echtgenote gewekt, de spullen gepakt, pootjes er onderuit gedraaid en toen het snoer ingerold. Toen ik bij de totempaal aankwam ontdekte ik de hoofdschakelaar in een loshangend kastje aan de onderkant. Een korte draai was voldoende.

Deze camping staat inmiddels op onze zwarte lijst.

Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better