‘Ziet ú hem, meneer?’, vroeg een dame die ik al vanaf een afstandje met haar hand als zonneklep richting kruin van een eik zag turen.

‘Ik zie nog niks mevrouw want ik weet niet wat u zoekt’.

Het was een dame die qua leeftijd zo tegen de zestig liep schatte ik in.

Mijn echtgenote vindt dat altijd zo knap dat ik leeftijden zo goed kan inschatten. Eigenlijk is dat niet meer dan een simpel trucje. Ik gebruik mijn eigen beeld als referentie.

‘Mijn kanarie. Die is vanochtend tijdens het schoonmaken van de volière ontsnapt’.

‘O’, zei ik. ‘En nu zit hij in die boom?’.

‘Ja, tenminste, volgens de bewoonster hier. Die heeft hem daarstrakkies gezien.
PIET, PIEHIEEEET, kom dan bij het vrouwtje’. Ze tikte met haar hand uitnodigend op haar schouder.

Ik vond dat niet zo handig. Ik zou me als Piet wel drie keer bedenken voordat ik op die schouder zou landen om terug in gevangenschap te worden genomen.

‘Weet u meneer, normaal hoef ik maar te fluiten en dan zit hij al op mijn schouder’.

‘Nu niet’, zei ik. ‘Dan moet er vast iets ergs aan de hand zijn met Piet’.

‘Nee toch, zou het echt ?’. Haar lip trok wat scheef weg en ik voorzag een enorme huilbui.

‘Of hij is inmiddels al veilig thuis terug in de volière, dat kan natuurlijk ook’, opperde ik in de hoop dat ze niet zou gaan janken.
Wat voor een kleur heeft hij ?’, vroeg ik voor de afleiding.

‘Geel’, zei ze.

Ik had al zo’n bruin vermoeden. ‘En wat doet zo’n Piet in de dierenwinkel ? Ik bedoel, wat kost een nieuwe ?’.
Dat was fout. Helemaal fout. De dijken braken volledig door en de tranen gutsten over haar rood bollende wangen.

‘Ik wil geen niehieuwe, ik wil Piet terug’, snikte ze.

Dat had ik weer. Kutkanarie.
‘En uw man ? Is hij ook aan het zoeken ?’.

Ze schudde haar hoofd. ‘Die zei dat ik me niet zo moest aanstellen’. Ze snikte nog wat na.

Daar had hij wel een punt, vond ik. Voor vijf euro heb je een hagelnieuwe.

Ik bedacht mij hoe ik mij hier uit moest redden. Stiekem het getroffen gebied verlaten getuigde niet echt van meelevend sociaal gevoel.
‘Verzin een list Tom Poes’, zei ik tegen mijzelf.

‘DAAR GAAT IE’, hoorde ik mijzelf opeens roepen. Ik wees tegelijkertijd in de richting van de brandende zon.

‘Waar dan, ik kan niets zien, die rotzon’, riep ze. ‘Ging hij die kant op ?’, vroeg ze al wijzend.
Ik knikte.
‘Dan is hij nu onderweg naar huis. Dank u wel meneer, dank u wel’. Ze rende weg.

Ik keek haar kort na.

Komende tijd neem ik een andere wandelroute…

Bart

Copyright Brompot mei 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better