‘Het is best nog fris’, zei de man terwijl hij met een enorme open-gevouwen zakdoek een druppel van zijn neus veegde. Hij had net een volgnummer uit de automaat getrokken en nam plaats naast mij in de “prik” wachtkamer van het Slingeland.

‘Ja, we hebben echt een koud voorjaar’, zei ik terwijl ik naar mijn eigen nummer keek.
‘Toch zijn deze temperaturen eigenlijk wel normaal voor de tijd van het jaar’, blaatte ik verder.

Hij knikte en veegde een nieuwe drup. ‘April doet wat hij wil’.

Inderdaad en weet u wat mijn moeder altijd zei ?: Aprilletje zoet geeft ook wel eens een witte hoed.
Ze gebruikte die kreet altijd als excuus om er bij mij een lepel olifantenlevertraan in te kunnen gieten omdat de “R” nog steeds in de maand zat. Ik protesteerde dan altijd door te roepen dat er in het hele woord sneeuw geen “R” te vinden was’.

Hij lachte.

‘Ik ben van oorsprong een Fries’, zei hij.
‘O’, zei ik alsof ik nu naast een met uitsterven bedreigde soort zat.
‘En waar ergens in Friesland ?’.
‘Ik kom uit Wytgaard, in de buurt van Leeuwarden’. Hij herhaalde het in een onverstaanbaar Fries dialect.

Had ik nog nooit van gehoord en ik zei het tegen hem.

‘Nooit van gehoord’.

‘Waar komt u vandaan ?’, een logische wedervraag.

‘Van oorsprong uit Den Haag’.

‘Nooit van gehoord’. Hij keek mij aan en bulderde om zijn eigen grapje. Ik stak mijn duim op en lachte maar wat mee.

‘Nee, vroeger zochten wij, Friezen, altijd naar kievitseieren’, ging hij verder. ‘En dan kwam het regelmatig voor dat we in deze tijd niets vonden. Omdat het te koud was.

Ik keek hem aan en kon mij er ook wel iets bij voorstellen dat de kievitten met de aanblik van zo’n onbehouwen Fries, eieren voor hun geld kozen om het zo maar even uit te drukken. Het zal je maar gebeuren dat je net hebt gelegd en dat zo’n uit de klei getrokken boerenpummel je nest komt leegtrekken.

‘Dus eigenlijk is het niks bijzonders dat het wat fris is’, concludeerde hij.
‘We zijn teveel verwend’, concludeerde ik.

‘Zo is het meneer, verwend. Tot op het bot. Wij Friezen worden koud geboren en gaan koud dood. Het maakt ons niet uit. Neem de winter van negentiendrieenzestig. De elfstedentocht. De watjes lagen voor de kachel en de Friezen stonden op het ijs’.

Het “Elfstedenwoord” was gevallen. Hoe voorspelbaar zo’n Fries. Hij balde zijn vuist en mij bekroop het gevoel dat hij het Friese volkslied wilde zingen.

‘De winnaar van drieenzestig was toch ene Paping uit overijssel ?’, zei ik snel.

‘Jawel, maar zijn oma van vaders kant was een Friezin. Nee meneer, het “Friesche” bloed kruipt waar het niet gaan kan en dat is over de hele wereld.

Op dat moment verscheen mijn nummer op het scherm. ‘Over bloed gesproken’, mompelde ik en stond op.
‘Litertje Haags bloed tappen ?’, grapte hij.

Ik knikte. ‘Ik ben best blij met mijn Haagse bloed. Het kruipt NIET waar het niet gaan kan, maar loopt dadelijk gewoon in een buisje’.

Ik gaf hem een knipoog en liep glimlachend naar de balie.

Bart

Copyright Brompot mei 2017.

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better