‘Opa, ik lust wel een snoepje’, zei mijn kleinzoon. Hij liep, efficient als hij is,  alvast naar de snoepkist die bij ons op het aanrecht staat.

‘Wat gaan we doen?’, vroeg ik.
‘Ik mag toch een snoepje?’.
‘Nee, je hebt om een snoepje gevraagd, maar ik heb niet gezegd dat je er één mocht’.
‘O, maar van mama mag ik dat wel hoor’.
‘Jouw mama woont hier niet. Opa en oma wonen hier.’
‘Van oma mag het wel.’
‘Van oma mag het ook niet.’
‘Maar ik wil het.’

‘Bram mag wel een snoepje hoor’, bemoeide zijn kleine broertje zich ermee.
Tot op dat moment had hij heel sneaky in een hoekje staan wachten om mee te liften op het eventuele succes van zijn oudere broer. Hij zag nu zijn eigen plan in duigen vallen.

‘Mijn mama vindt dat goed hoor opa, en mijn papa ook.’
Ik had nu twee druiloren in de keuken staan. Ik meende zelfs het water uit hun mond te zien druppelen. Ik zette er in gedachten een emmer onder die meteen overstroomde.

Ik vond dat ik mijn verantwoordelijkheid als oppassende opa moest nemen en er wat opvoedkundige grondbeginselen in moest stampen.

‘Mannen, ik vind dat jullie zeuren. En wie zeurt komt niet aan de beurt’.
‘Ik zeur niet, opa, ik wil een snoepje.’
‘En ik wil ook’, papagaaide de jongste.

Ik was terug bij de start. Het maakte geen indruk.

‘Snoep is heel slecht voor jullie buik. Dat kan heeeeel zeer doen. Hebben jullie wel eens pijn in jullie buik?’
‘Nee, wij hebben helemaal niet pijn in de buik. Kijk maar.’ Hij tilde zijn shirtje hoog en sloeg zich op zijn buikje.

Ik kon niet van de startbaan loskomen. Tja, nieuwe poging. De tanden.

‘En van snoep gaan je tanden stuk’,  zei ik.
‘Nee hoor’, zei de oudste nu. Hij miste twee tanden.
‘Jij mist twee tanden. Komt van de snoep.’
In principe zou dat natuurlijk kunnen maar sloeg nu nergens op. De oudste wist dat sterk te omzeilen.

‘Dat heeft de tandenfee gedaan, Opa, dat heb jij toen gezegd.’
Tja, dat klopte. Weer een dood spoor.

‘Maar je kan zo wel al je tanden kwijtraken’, zei ik toen. Ik bedacht mij namelijk dat ik een prothese bezit. Zowel boven als onder. Om mijn betoog kracht bij te zetten, trok ik mijn ondergebit eruit en legde hem op het aanrecht. Dat had wél effect.

‘Opa, hoe kan dat?’
‘Dfat komft omdat ofa teveel gesnoeft heevt’, probeerde ik te verwoorden.

Ze rolden over de grond van het lachen. Ik voelde nu iets van een naderende overwinning.

‘Dat is leuk opa, dat wil Lars ook’, gilde de jongste.

Voordat ik het goed en wel in de gaten had, was mijn gebit van het aanrecht verdwenen en moest ik er achteraan. Het woord “snoep” was nu volledig naar de achtergrond verschoven. Daarvoor in de plaats, moest ik mij nu ernstig zorgen maken over mijn gebit die ik ondanks smeekbedes en uitgevaardigde stalorders niet zomaar terugkreeg.

Plotseling schoot er mij een oplossing in gedachten.

‘Jongefs willen jullie een snoefje van ofa?’

‘Jaaaaaa’, klonk het.
‘Dan eerfs mijn fanden.’
‘Wat zeg je opa?’

Ik heb ze als antwoord een zak snoep voorgehouden en ik kreeg het idee dat voor dit moment de strijd was beslist.

Ik moet er nog wel over nadenken of ik uiteindelijk een opvoedkundige overwinning heb binnen gesleept.
Ben ik nog niet uit.

Copyright Brompot augustus 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better