‘Ik heb wat last van een kriebel’, merkte ik op.
‘Dan moet je krabben’, zei mijn echtgenote
‘In mijn keel. Een kriebel in mijn keel. Dan kun je niet krabben.’
‘Dan moet je wat drinken’, klonk haar advies.
‘Heb ik net gedaan. Helpt niet.’
‘Pak je een dro…’ ik kuchte in haar zin.
‘Wat zei je? Ik hoorde je half.’
‘Een dropje. Neem een dropje.’
‘We hebben geen drop.’
‘Dan iets anders, een koe…’ opnieuw een kuch.
‘Ik verstond je niet. Een koe?’
‘Koekje. KOEKJE.’ Er klonk een lichte irritatie.
‘Een kaakje bedoel je. Koekjes zijn op.’
‘Dat bestaat n…’ dit keer een dubbele droge kuch.
‘BESTAAT NIET’, riep ze.
‘Wat schreeuw je nou?’
‘Een voorschot. Omdat je het natuurlijk weer niet verstond. Je ku… ‘ Ik werd er helemaal gek van. Weer een kuch.
‘JE KUCHTE.’
‘Ja, blij dat je het nu snapt, schat.’
‘Bestaat niet.’
‘Wat bestaat niet?’
‘Dat die koekjes op zijn.’
Ik kuchte nu een paar keer achter elkaar. ‘Het is net of er iets in mijn keel zit. Kun je eens kijken?’
‘Dat heeft geen zin. Wat zou er in moeten zitten dan?’
‘Kikker?’, opperde ik.
‘Dat klinkt anders. Een kikker. Dan moet je kwaken. Jij kucht.
Er kwam opnieuw een kriebel opzetten. Ik werd er moe van.
‘Oké, laat ik het gegeven paard dan toch maar eens in de bek kijken. Open die scheur.’ Ze keek in mijn keel.
‘Zie je iets?’
‘Ja, ik heb de oorzaak.’ Ik voelde een sprankje blijdschap.
‘De oorzaak van mijn gehoest?’
‘Nee, de oorzaak van de lege koekjestrommel.’

Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better