‘Ik zei vorige week nog tegen je dat je als voorzorg een gootje om de voortent moest graven’, riep mijn echtgenote. Ze stond met haar handen in haar zij naar buiten te staren waar de regen met bakken uit de hemel viel.

‘Ik hoor iets van “moest”?’
‘Ja, het water loopt nu bijna de tent in. En voorlopig wordt het niet droog. Dus…’
‘En hoe zie je dat dan voor je? Dat ik hier een beetje als een Dopey van de zeven dwergen met pikhouweel in de stromende regen een geul graaf?’ 
‘Nou ja, kan toch ook met een schep? Je hebt toch dat reuze handige padvindersschepje bij je?’, riep ze.
‘Lieve schat, het is één en al steen. Daar begin ik niet aan.’
‘Je zal toch iets moeten ondernemen, Bart. Dit gaat niet goed.’
‘Wat gaat er niet goed dan? Het water loopt er aan de ene kant in en de andere kant weer uit.’ Ik vond het kolder.
‘Alles wordt nat!’, paniekte ze.
‘Dat hoort bij kamperen. Bovendien kun je alles hoog zetten. Op tafel. Dan staat het toch droog?’
‘De mat wordt zo toch ook zeiknat!’
‘Ja, het tentdoek toch ook!’
‘Dat droogt vanzelf weer op.’
‘De mat ook.’
‘Het eerste stroompje loopt nu binnen’, meldde ze.
‘Ja, ik zie het. Ik kan het niet feestelijk verwelkomen want het loopt meteen door naar de uitgang.’
Ze slaakte een diepe zucht.
‘Stroompje twee ook al gespot?’, grapte ik. 
Ze griste nu de plu uit de hoek en liep met nijdige passen naar buiten, richting disselbak. Ik voelde nu ook iets van een opkomende nattigheid.
Toen ik kort daarna met het pioniersschepje in de stromende regen een geultje stond te hakken vroeg ik mij af waar het mis was gegaan…
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better