‘Kunt u het vinden?’, vroeg het winkelmeisje vriendelijk.

‘Nee, want ik zoek niks’, antwoordde ik met een glimlach.
‘O, omdat ik u zo rond zie lopen. Meestal zoeken klanten dan iets.’
‘Nee hoor, ik niet.’ 
Ik zag haar denken. 
‘Heeft u het al gevonden dan?’, vroeg ze na de korte denkpauze.
‘Nee, want zoals ik al zei: ik zoek niks.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Oké, als u hulp nodig heeft…’
‘Dan weet ik je te vinden’, zei ik. 
Ze wist zich niet goed raad met de situatie. 
‘Het is koud buiten hè? En dan met die regen. Niks aan.’ Ze had haar handen in haar schort gestoken en bleef een beetje ronddraaien.
‘Nee, dat klopt. Maar ja, de tijd van het jaar…’, bepte ik.
‘Klopt, maar een beetje vorst zou toch wel lekker zijn. Dat is een stuk gezonder.’
‘Tegenwoordig zijn er bijna geen winters meer’, echoode ik een weerman van de TV.
‘Nee, ik hoor mijn oma vaak over vroeger praten. Dat het toen een stuk kouder was.’
‘Inderdaad, vroeger was het een heel stuk kouder.’ 
Ik staarde ondertussen quasi geïnteresseerd naar een rekje met wasknijpers.
‘Dat zijn degelijke Hollandse knijpers’, zei ze.
‘Dat denk ik ook. Echte Holleders.’
”Holleders?’, vroeg ze.
‘Ja, Holleder zit in de gevangenis en maakt wasknijpers. Vandaar.’
‘O, die’, zei ze. 
‘Als u iets heeft af te rekenen, de kassa is vooraan.’
‘Mooi’, zei ik.
‘Hallo Bart, waar ben je?’, hoorde ik mijn echtgenote vanuit de gang ernaast roepen.
‘Ik sta hier’, riep ik terug.
Ik zag een enorme opluchting op het gezicht van het meisje verschijnen. Opgewekt liep ze naar haar kassa.
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better