‘Morgen Bart’, hoorde ik buuf Agnes roepen. Ik stond buiten op de oprit mijn neus te frissen. Zij liep naar haar auto.

‘Hoi’, riep ik terug.
‘Alles goed?’, vroeg ze. 
‘Ja hoor. En met jou?’ 
‘Mwahhhh. Redelijk.’ 
Mij bekroop het klaagmuurgevoel.
‘Redelijk? Dat is gemiddeld beter dan slecht, toch?’, lachte ik.
‘Kees is ziek. Hij geeft de hele tijd over.’ 
Ik moest even diep graven. Kees. Had ze nu weer een nieuw neukertje? 
‘Mijn kat. Hij heeft kennelijk iets verkeerds gegeten.’
‘O, de kat. Ja, dat kan. Wat heeft hij gegeten dan?’
‘Gewoon. Uit een blikje. Konijn.’
‘Konijn? Eten katten konijn?’ 
‘Weet ik veel. Het is zo’n blikje kattenvoer. Dat krijgt hij elke dag.’
‘Misschien was er iets met dat konijn aan de hand?’
‘Wat moet er met dat konijn aan de hand zijn?’, vroeg ze verschrikt.
‘Nou ja, er heerst iets van vogelgriep. Ik zou maar oppassen.’
‘Maar het is konijn. Geen duif.’
‘Dat bedoel ik’, zei ik.
‘Wat bedoel je?’, vroeg ze.
‘Kijk Agnes, mijn schoonmoeder hanteert altijd een gouden spreuk: “van eten uit blik gaat de maag in de fik”.’
‘O? is dat zo? Heeft je schoonmoeder er ervaring mee?’
‘Ja, die heeft jarenlang katten gehad. Ze is wat dat betreft net een dierenarts.’
‘Zo, dat is handig. Zoiets moet je in huis hebben. Ideaal!’
‘Nou, wat dat betreft hanteren wij ook een gouden spreuk. Een schoonmoeder en een luis zijn de pest in je huis.’
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better