‘Zo lui, we gaan er vandoor’, riep Truus. Ze stonden klaar voor “bijna” vertrek. Bert hing nog tussen de caravan en de auto om een laatste controle uit te voeren. ‘Heb je de stekker er goed inzitten?’, vroeg Hendrik. ‘Jazeker’, zei Bert. Hij voelde nog even flink aan de kogel en de stabilisator. ‘Als een huis’, klonk hij tevreden. ‘En nu nog de verlichting checken. Truus, kijk jij achter de caravan?’
‘Doe ik wel’, bood Arend aan.
‘O nee, Arend, dat is fout. Dat moet Truus doen. Ze moet zichzelf overtuigen anders heb ik onderweg continu gezeur.’
‘Herkenbaar’, lachte Hendrik.
‘Wat moet ik?’, vroeg Truus.
‘Lampencontrole, schat. Je kent je plek.’ Truus verhuisde naar achter de caravan en Bert kroop achter het stuur.
Hij draaide de sleutel op contact.

‘Brand er iets?’, vroeg hij.
‘Wat moet er branden?’
‘Ja, het licht. De verlichting.’
‘Er branden twee rode lampen.’
‘Dat is goed. En nu?’ Hij luisterde aandachtig.
‘Knippert. Rechts’, riep ze.
‘Dat kan niet, moet links zijn.’
‘Klopt, doe eens rechts dan.’ Bert ramde het hendeltje omhoog.
‘Doet ie het?’, vroeg Bert.
‘Zei ik “NIET” dan?’, vroeg ze met luide stem.
‘Nee, dat zei je NIET.’
‘Ik zei toch ook geen “JA”?’
‘Nee, je zei NIETS.’
‘Dan is het toch goed?’

‘Rustig blijven Bert, rustig blijven’, zei hij tegen zichzelf.

‘Moet ik nog?’
‘Ja, je moet nog. Ik trap NU op de rem.’
‘Ik zie twee rode lampen. Maar dat zijn dezelfde van net.’
‘Worden ze niet feller?’
‘Nou, ik zie weinig verschil. Kom zelf even kijken dan.’
‘Pfffft, mijn benen zijn te kort. Ik pomp nu. Moeten ze steeds oplichten.’
‘WANNEER GA JE POMPEN?’

‘Pssst, Bert, ze doen het hoor. Ze kijkt in de zon en dan zie je het niet goed.’ Arend stond met beide handen tegen de dakrand van de auto geleund.’
‘Oké schat. Het is klaar. Test geslaagd’, riep Bert.
‘Ben je nog aan het pompen?’, vroeg ze.
‘Nee, het is klaar. HET IS KLAAR!!!!’ Truus stak haar duim en liep naar Bert aan de bestuurderskant. ‘We hebben wel een probleempje’, zei ze.
‘Wat nou weer’, zuchtte hij.
‘Nou schat, ik denk dat als je de achterklep van de auto dicht wil doen, je eerst de fietsen van de dissel moet halen….’

Toen een kwartiertje later echt alles klaar was, was het tijd voor afscheid.
‘Nou lui, we gaan kussen’, lachte Truus.
‘Fijne vakantie nog, Alie, en jij Hendrik. Wees lief voor elkaar.’
‘Ja, jullie ook. Veel plezier in Frankrijk.’
‘Arend, ook nog veel plezier. En Lies, groeten aan je moeder. Ik heb jullie adressen.’ Truus kustte Lies en toen Arend.
‘We hebben jullie adressen ook toch, Hendrik?’
‘Ja hoor. We appen nog wel’, zei hij.
‘Ja, en dan komen jullie een keer naar de Achterhoek. Dat spreken we dan af’, zei Truus.
‘Ja, dan komen we gezellig een hele dag.’
‘Nou, een hele dag. Dat is wel heel lang’, lachte Bert. Hij startte de auto, claxonneerde een paar keer en reed hobbelend over het pad naar de uitgang.

‘Stop je hier nog even, Bert?’
‘Stoppen? Hoezo stoppen?’
‘Ik moet nog even plassen.’ Ze stapte uit en verdween in de toiletruimte

Bert trommelde ongeduldig op het stuur. ‘Pffft, welkom terug op aarde, Bert. En zoals je ziet… Er is niets veranderd….’

Bart

Brompot’s korte campingverhalen gaan verder. Vanaf volgende week staan Bert en Truus in Zuid Frankrijk. Wordt vast gezellig….

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better