‘Dag mevrouw, mag ik u iets vragen ?’. De in een oranje jasje gestoken dame die bezig was met het vullen van de vakken, richtte zich op, stak haar handen in haar zij en strekte haar rug.

‘Zo, daar ben ik weer, u had een vraag ?’.
‘Last van uw rug ?’, informeerde ik meelevend.
‘Ja, een beetje, dat komt omdat ik teveel gebukt sta als ik die onderste vakken moet vullen’.

Ik kon mij daar wel iets bij voorstellen. Ze had zichzelf in de loop der jaren behoorlijk stevig uitgebouwd en daar heb je met het bukken flink last van.

‘Ze hebben mij altijd uitgelegd dat je door de knieën moet. Dat spaart de rug’, zei ik wijs. Ze lachte. ‘Dat moet je dan ook maar kunnen’.

Ik voelde een klaagzang van minimaal vijf coupletten aankomen.

‘Mijn knieën zijn versleten en door de medische wetenschap volledig verknalt. Ik ben drie keer geopereerd geweest’. Ze stak ter benadrukking een drietal stevige vingers de lucht in.

‘Tja’, zei ik.

‘Bent u ook aan de knieën geopereerd ?’, vroeg ze.

Ik besloot om in ieder geval “nee” te zeggen anders stond ik hier tegen sluitingstijd nog.

‘Nee, het is allemaal gezond en nog origineel’.

‘Prijs je maar gelukkig. Toen ze mij de eerste keer opereerden, wisten ze te melden dat het helemaal goed zou komen. Vijf weken niet op staan maar dan zou mijn kwaal volledig zijn genezen’.

‘O’, zei ik terwijl ik nog maar eens met een overdreven blik op mijn boodschappenbriefje keek.

‘Kunt u zich dat voorstellen ? Dat een huisvrouw vijf weken lang niet op haar benen mag staan ? Twee dagen meneer. En toen stond de afwas tot aan het plafond. Ja, hulp krijg je tegenwoordig niet meer. We hebben het nog aangevraagd maar dat kun je beter achterwege laten. Zonde van de energie’.

Het tweede couplet was aanstaand: “de zorg”. Ik slaakte een diepe zucht. ‘Ja, dat is best vervelend allemaal. Maar ik zou toch maar een beetje oppassen’.

Ze keek me vragend aan.

‘Uw rug’, verduidelijkte ik.

‘O, ja, mijn rug. Ja, voordat je het weet heb je een hernia. Daar weet mijn man alles van. Die hebben ze…’.

‘Waar kan ik de maanzaadbroodjes vinden ?’, onderbrak ik haar snel.
‘De maanzaadbroodjes, ik heb geen idee’, zei ze. ‘Annie, weet jij waar het maanzaad ligt ?’, vroeg ze een voorbijsnellende collega.

‘Weet je dat niet ?’, lachte de collega.
‘Ja, op de maan’, kun jij deze meneer even helpen ? Hij zoekt maanzaadbroodjes’.
‘Loopt u maar mee, meneer’, zei het collegaatje.
‘Sterkte nog’, wenste ik haar. Ze knikte vriendelijk

‘De maanzaadbroodjes liggen dáár, aan de kopse kant’, legde ze uit en wees naar een vakkenrij.
‘Wel in deze winkel ?’, ik raakte wat opstandig. ‘Wat is de kopse kant’, informeerde ik verder. ‘Waar zit ie’.
‘Die zit aan de voorzijde van deze vakkenrij aan het eind van deze gang’.

Even later liep ik gewapend met een zak broodjes terug langs de dame-met-de-knietjes. Ze was in gesprek met een klant.

Terwijl ik voorbij liep, ving ik een flard. De klant werd door haar ingewijd in de wondere wereld van de kaakchirurgie.

Ik besloot deze winkel voorlopig te mijden.

Bart

Copyright Brompot mei 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better