Ik hoorde ze van verre herrie maken: een man en een vrouw die midden op een punt van kruisende fietspaden een knallende ruzie uitvochten rond de route die moest worden gevolgd.

In eerste instantie voelde ik de neiging om er met de trapondersteuning op “vol vermogen” langs te scheuren, maar doordat ze de weg versperden moest ik fors in de ankers.

‘Ik zeg je toch dat we rechts moeten’, riep de man. Hij stond met de stang tussen zijn benen vuurrood te wezen en met zijn handen aan het stuur klaar om zo weer op het zadel te wippen en rechts af te slaan.

‘Henk, we moeten eerst nog rechtdoor. Pas op, fietser !’, schreeuwde ze in één adem. Zij stond naast haar fiets en eveneens met haar handen aan het stuur.

Ze waren naar mijn inschatting redelijk op leeftijd en ik had het idee dat ze een weekje op vakantie waren in de Achterhoek.  Tenminste, aan hun taal te horen kwamen ze niet “uit de streek” want ze ruzieden met een plat-haags accent. 

Omdat ik ook uit “die mooie stad achter de duinen” kom, herkende ik het meteen. En als ik zo naar het uiterlijk van dit koppel keek, kon ik het zelfs traceren als “weggelopen uit de schilderswijk”.

Zij had een blonde dot, een enorm achterwerk wat probleemloos op een ijzeren tractorstoel paste, en aan haar oren schommelden een paar ordinaire oorbellen die je met kerst in de boom hangt. Ze droeg een strakke lila fietsbroek tot op de kuiten en aan haar voeten een paar witte sokken die boven de rand van haar rode sportschoentjes staken.

Hij daarentegen was slank en uit de mouwen van zijn T-shirt-met-scheepsroer-en-kompas-opdruk staken een paar donkergebruinde armen vol versleten plakplaten.

‘Hallo meneer, we zijn de weg kwijt’, zei hij in de hoop dat ik nu af zou stappen en hem de route uit zou leggen.
‘Ja, we moeten naar Doesburg, maar hij wil hier rechtsaf terwijl ik zeker weet dat we nog effe rechtuit moeten’, riep ze.

‘We moeten hier rechts, Marie. Klopt toch?, vroeg hij terwijl hij mij met een paar versleten en lodderige ogen aankeek.

Ik balanceerde met één voet aan de grond en dacht na.

‘U komt hier niet vandaan?’, vroeg ik om wat tijd te kopen.
‘Den Haag’, zei ze.
‘Ja Den Haag’, echode hij. ‘Nou, wat is het?, rechts, links of rechtuit’.
‘Terug kan ook’, grapte ik. Hij keek me aan alsof hij het in Scheveningen hoorde donderen.

‘Hoor je dat, Marie?, het kan ook nog wezen dat we terug moeten’.
‘Dat kan niet, Doesburg ligt aan de andere kant’, gilde ze.
‘Ziet u nou wat een eigenwijs wijf dat is? Ik krijg het er benauwd van. Marie, als die man zegt dat we terug moeten, dan gaan we terug. Hij komt hier vandaan’.
Ze haalde haar schouders op. 

‘Dan ga jij lekker terug. Ik fiets rechtdoor. Groeten !’. Ze stapte op en vervolgde haar weg.

‘Het is een eigenwijs takkewijf’, schold hij.
‘Maar ze heeft wel gelijk’, lachte ik.
‘Hoezo gelijk?’.
‘Je moet inderdaad nog een paar kilometer rechtuit. Dan zie je een bord met “Doesburg” erop’.

Hij keek me aan alsof hij me ter plaatse wilde omleggen. Toen schoof hij op zijn zadel, spuugde een keer op de grond en reed scheldend achter zijn “wijf” aan.

Ik moest ook naar Doesburg, en sloeg rechtsaf. De kortste, de snelste en zeker op dat moment ook de meest veilige route.

Bart

Copyright Brompot augustus 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better