‘Zullen we zometeen even stoppen?’, stelde ik mijn echtgenote voor.

We maakten een zogenaamde knooppunt-fietstocht van een kilometer of veertig en ik had nu na de eerste tien kilometer het gevoel dat mijn speciale “brooks-zadel” meer weg had van een spijkerbed dan van een comfortabele salonstoel zoals dat bij de fietsenmaker was gepromoot.

‘Nu al?’, klonk het overdreven teleurgesteld achter mij.

‘Hoezo nú al?’
‘We zijn nét onderweg’.
‘We zijn al tien kilometer onderweg’.
‘Dat is dus nét’.

‘Dat is niet nét. We rijden al ruim een uur’. Ik drukte op de knop van mijn fietscomputer en zag dat we eigenlijk pas drie kwartier onderweg waren en nog maar acht kilometer hadden gefietst. Toch gaf mijn kontgevoel minstens een uur aan.

‘We rijden pas drie kwartier’, hoorde ik haar achter mij. Tja, zij had ook zo’n ding.

‘Dan gaan we wel bij een bankje stoppen’, zei ze.
‘Dan moet hij wél snel komen’, zei ik.

‘Kom op Bart, niet zo aanstellen’.
‘Ik stel me niet aan, mijn kont doet zeer’.
‘Dat komt omdat je steeds beweegt. Je moet stil op dat zadel blijven zitten’.
‘Ik zit stil’, zei ik.
‘Dat is niet zo, ik rij achter je en zie dat je op dat zadel heen en weer schuift’.
‘Dat heeft er niets mee te maken’, vond ik.

‘Zullen we teruggaan?’, stelde ze voor. Ik hoorde een irritatie.
‘Nee, we gaan niet terug, ik wil gewoon even ontspannend op een bankje zitten. Mijn kont heeft rust nodig’.

‘Wat ben je toch een aansteller. Waar blijf je nou met die mooie verhalen over vroeger? Dat je op een racefiets de Ventoux bent opgeklommen. En de Mont Blanc, of hoe heet dat ding’.

‘Ik ben de Mont Blanc helemaal niet opgefietst. Dat kan niet want er loopt geen weg naar boven’.

‘Nou ja, als ik al die fietsverhalen van jou moet geloven, dan heb je de Tour-de-France zowel vooruit als achteruit gefietst. “Ik heb pijn aan mijn kont”. Mietje’.

‘Ik ben geen Mietje. Ik heb het gevoel dat de zadelpen tien centimeter mijn darmkanaal is binnengeschoven. Ik zit hier verdorie op een zadel van beton en die gaat pijn doen. Nou ja, gaat… die doet pijn’.

‘Blijf dan gewoon eens stil op die fiets zitten’, adviseerde ze opnieuw.
‘Als ik op één plek blijf zitten, dan gaat het nog meer pijn doen’.

‘Waarom heb je eigenlijk geen fietsbroek aangetrokken? Daar zit zo’n zemen lap in. Hij ligt thuis boven in de la’.
‘Niet aan gedacht. Waarom heb je dat thuis niet gezegd, dan?’

‘Ja hallo, is het jouw kont of mijn kont’.
‘We zijn toch in gemeenschap van goederen getrouwd?’, zei ik.

Toen we wat later op een bankje zaten,  zakte de pijn. Ik zei het.

‘Zie je wel, de pijn is nu bijna weg’.
‘logisch’, wist ze.
‘Hoezo, logisch?’

Ze lachte geniepig. ‘Die bank kan niet naar binnen zakken. Als ik jou was, zou ik hem op mijn fiets monteren. Scheelt een hoop gezeur’.

Mij bekroop het gevoel dat er een lijdensweg van nog eens tweeëndertig meedogenloze kilometers aan zat te komen. Op enig medelijden hoefde ik als man niet te rekenen.

Bart

Copyright Brompot augustus 2017

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better