‘Wat is er toch met uw hondje aan de hand?’, vroeg ik aan de buurvrouw van veertien die met haar hondje langs kwam lopen. Ik stond op de oprit.

‘Hoe bedoelt u?’, vroeg ze.
‘Uw hondje hupt een beetje. Loopt een beetje mank, toch?’
‘Mank?’, vroeg ze verbaasd terwijl ze zich over het hondje boog en hem inspecteerde.
‘Loop eens, Miepje? Toe maar, kom maar naar het vrouwtje meisje’, nodigde ze haar uit.
‘Ze hupt iets met haar linker achterpootje.’
‘O? Ik zie niks hoor. Waar doet het zeer, Miepje? Vertel eens tegen het vrouwtje.’
Miepje gaapte wat vermoeid maar deed zijn bek niet los.
‘Ik kan het niet ontdekken, buurman Bart. Het zal haar ook geen pijn doen. Anders zou ze wel janken.’
Ik dacht even na. Nam een besluit, liep op haar toe en strekte mijn arm in de richting van het hondje.
‘Ik loop wel even een stukje met Miepje, dan kunt u het zelf zien.’
‘Goh, buurman, zou u dat voor Miepje willen doen?’
‘Nou, niet zozeer voor Miep maar meer voor u. Ik loop tot de hoek en terug. Als u dan op de oprit blijft staan kunt u het goed zien.’
 Ik nam het riempje over, gaf Miepje de sporen en liep toen naar de vijftig meter verderop gelegen hoek en terug.
‘En?’, vroeg ik.
‘Ik zie niks. Hij loopt gewoon..’
‘Geen hup?’
‘Nee, geen hup. Alles doet het.’
‘Ik zou toch zweren dat er iets bij jullie hupte.’
‘Nou ja buurman, u heeft het zelf gezien.’
‘Tja, dan blijft er nog maar één mogelijkheid over…’
”Wat dan?’
‘Als u nu eens naar de hoek loopt en terug? Zonder Miepje. Dan kijk ik voor de zekerheid toch nog even.’
Bart
  

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better