‘Zou er iets met buuf Agnes aan de hand zijn?’, vroeg ik tijdens het ontbijt.

‘Hoezo?’ Mijn echtgenote zat tegenover mij en slurpte haar thee.
‘Ik heb haar al een tijdje niet meer gezien. Jij wel?’
‘Nou Bart, daar let ik niet op hoor. Wat is trouwens jouw definitie van een “tijdje”?’
‘Eh… maandag zag ik haar nog, dinsdag, woensdag, donderdag hoorde ik een deur dichtslaan… twee dagen?’
‘Ze heeft een nieuwe vriend. Die woont in Friesland. Ik denk dat ze daar naartoe is.’
‘Wat moet ze met een Fries? Het is zo’n teer pupke.’
‘Kom op Bart, alsof alle Friezen van die knokige onbenullen zijn. Hij heet Pier en is een doodgoede knul.’
‘Truus, Friezen stammen af van Noormannen. Dan weet je genoeg.’ Ik vond dat ik het er nog even bij in moest wrijven. 
‘Bovendien is het een ruw volkje. Ze hebben zelfs ene Bonifatius vermoord. Ergens in de buurt van Dokkum. Die deed ook aan zendingswerk. Waar woont die Paping?’
‘Lieve schat, deze Pier is muzikant. Hij zingt en speelt gitaar.’
‘O, let op, het is toch niet de mannelijke helft van Twarres? Heeft hij ook een zus?’
‘Man, man, man, hou toch op met dat oeverloos gezwam.’
‘Nou ja, schat, ik ben gewoon een beetje bezorgd. Je hoort tegenwoordig zulke rare verhalen.’ 
‘Dat klopt’, zei ze tussen een slurp door.’
‘Wat klopt?’, vroeg ik.
‘Dat van die rare verhalen.’
‘O, kijk, jij hebt ze dus ook gehoord?’
‘Ja, van een doorgeschoten buurman hier aan tafel.’
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better