‘Goh, Ans, wat zag ik, zijn jullie buren aan het verhuizen?’, vroeg ik aan de buurvrouw van huisnummer acht. Ze kwam langswandelen. Ik stond in de voortuin.

‘Morgen Bart. Ja, gelukkig wel.’ Ze bleef even staan.
‘Hadden jullie er zoveel last van? Ik ken die Rob als een rustige bedaarde man. En die Toos van hem vond ik ook altijd een aardig en rustig mens.’
‘Wat heet “rustig”. Mijn Henk hoefde maar een scheet te laten of ze stond al opgefokt aan de deur. Verschrikkelijk.’
‘Laat jouw Henk vaak scheten?’, wilde ik weten.
‘Hoe bedoel je?’, vroeg ze.
‘Nou ja, als hij elke vijf minuten een scheet zou laten dan stond ik ook wel even aan de deur te rammelen hoor’, lachte ik.
‘Dat was bij wijze van spreken’, zei ze.
‘Oké, verkeerd voorbeeld. Wanneer kwam ze nou echt?’, wilde ik weten.
‘Nou ja, wij zitten in de buurt-rummikup-competitie, en als we een thuiswedstrijd hadden, stond Toos weer te klagen over herrie. Rummikuppen, kun je je voorstellen Bart?’
Dat kon ik wel en zei het. ‘Rummikuppen geeft een enorme herrie. Dat gekletter van de kuppen. Dat dringt overal doorheen.’
‘Onzin, wij hebben altijd een kleed op tafel.’
‘En nu?’, vroeg ik. ‘Breken ze het huis af?’
‘Welnee, er komen anderen in te wonen.’
‘Weet je al wie?’, vroeg ik nieuwsgierig.
‘Nee, geen idee. Maar we hopen op een beetje fatsoenlijke buren.’
‘Fatsoenlijk? Wat bedoel je met fatsoenlijk?’
‘Nou ja, dat we er weinig overlast van ervaren.’
‘Mooi Ans, komt vast goed want ik verwacht dat jullie nieuwe buren er net zo over denken.’
Bart

Powered by WPeMatico

Share

Related Post

Leave a comment

Close
Please support the site
By clicking any of these buttons you help our site to get better